11 — 14.05.2011
Zuleikha Chaudhari, Raqs Media Collective New Delhi
Seen at Secundrabad
performance — premiere
Engels, Hindustani → FR, NL | ⧖ 1h
Een foto uit 1857, genomen door oorlogsfotograaf Felice Beato drie maanden na een muiterij bij de Britse Oost-Indische Compagnie, is het uitgangspunt van Seen at Secundrabad. Vier mannen en een paard poseren voor de lens te midden van beenderen en skeletten. De foto legt een moment uit de koloniale geschiedenis van India vast en suggereert een exact geregistreerd heden. Maar als je weet dat het maken van een foto toen vrij lang kon duren, dan besef je dat deze foto vóór alles het resultaat is van een pure ‘mise-en-scène’. Voor dit nieuwe project werkt de Indische regisseur Zuleikha Chaudhari samen met het Raqs Media Collective, een groep van drie kunstenaars die in het circuit van de hedendaagse kunsten een reputatie opgebouwd hebben met hun visueel werk, publicaties en curatorprojecten. Samen nemen ze de foto van Beato haarscherp onder de loep in een bijzondere voorstelling die de uitgepuurde enscenering van Chaudhari verbindt met het theoretische discours van Raqs Media Collective. Seen at Secundrabad is een productie over optisch bedrog en het intrinsiek simultane karakter van verleden, heden en toekomst.
Seen at Secundrabad (Gezien in Secundrabad)
Het uitgangspunt van de performance/installatie is een tekstfragment uit The Surface of Each Day is Another Planet van het Raqs Media Collective. Dit tekstfragment is een aantekening bij een door de rondreizende oorlogsfotograaf Felice Beato in 1857 in Lucknow gemaakte foto, in de nasleep van de ‘muiterij’ in het leger van de Oost-Indische Compagnie, die uiteindelijk leidde tot de consolidatie van de Britse imperiale macht in India.
De foto toont een bestudeerde compositie van een wit paard, zijn verzorgers en een reeks menselijke skeletresten, tegen een neoklassieke ruïne die sporen draagt van recente beschietingen.
De performance heeft zich van hieruit ontwikkeld en incorporeert nieuw tekstvideo’s en performatief materiaal dat teruggrijpt naar het verleden, terwijl het de toekomst beschouwt.
Bones (Beenderen)
Scene in Secundera Bagh, Lucknow, 1858. Aantekeningen bij een foto van Felice Beato
Raqs Media Collective
Secundera Bagh is een relatief kleine, ommuurde lusthof aan de oostelijke rand van de Noord-Indiase stad Lucknow. Tijdens de belegering van Lucknow in de oorlog die als de ‘muiterij’ van 1857 bij de strijdkrachten van de Britse Oost-Indische Compagnie in India wordt omschreven, werd Secundera Bagh het terrein van enkele van de hevigste gevechten.
Een afbeelding van de rondreizende fotograaf Felice Beato, wiens verblijf in India tussen episodes in de Krimoorlog en de Tweede Opiumoorlog valt, toont het paviljoen in de tuin waar, zoals het bijschrift van Beato ons nuchter herinnert, “tweeduizend Indiërs genadeloos werden afgeslacht in november 1857 door de 93ste Highlanders en het 4de Punjab Regiment, tijdens de aanval onder leiding van sir Colin Campbell.” Deze foto is genomen in maart 1858, ongeveer vier maanden nadat de gevechten op het terrein plaatsvonden.
Op het eerste gezicht suggereert het beeld een sentimentele melancholie, een statige nostalgie naar een vervlogen tijd, of de vluchtige resonantie van een stilstaand moment – een barokke ruïne, mannen in bestudeerde poses, een prachtig paard. Maar dan beginnen onze ogen te werken, en te reizen.
De foto lijkt te zijn genomen in het heldere licht van de dag, misschien ‘s middags. Er zijn geen schaduwen om te verdoezelen dat de ‘scène’ het resultaat is van een zorgvuldige compositie. De skeletten zijn schoon, tot op het bot kaalgepikt, wit afstekend tegen de donkere aarde, net als in een schilderkunstig tableau.
We weten iets over de relatieve snelheid van de decompositie van kadavers en de tijd die nodig is voordat een lichaam volledig wordt herleid tot een kaal skelet, tussen de maanden november en maart van een Noord-Indiase winter.
Als het de lichamen waren van de rebellen van de muiterij van 1857, dan konden zij niet zo snel zo schoon zijn geworden. Waren ze vanuit ondiepe graven schoongepikt door aasetende dieren, dan zouden de skeletten niet zo intact zijn gebleven. Het is mogelijk, zelfs zeer waarschijnlijk, dat dit helemaal niet de beenderen van de dode rebellen geslacht in Secundera Bagh zijn, maar rekwisieten, macabere prothetische toevoegingen, ‘beenderen van andere mensen’, gebruikt om de scène te creëren omdat de originelen ‘verdwenen’ waren of gewoon niet goed genoeg voor een fatsoenlijke foto.
De beenderen (van wie zij ook mogen zijn) werden met gevoel voor symmetrie en orde geplaatst, net zoals de zorgvuldig aangenomen poses van de mannen de precieze mate van bedachtzaamheid, nodig om de illusie van spontaniteit te creëren, suggereren.
Wie waren deze vier mannen? Waren ze betrokken bij het schikken van de beenderen, of zelfs bij het opgraven, dragen en plaatsen ervan op verzoek van de bezoekende fotograaf? Welke getuigenissen kunnen gebleekte beenderen en een reeks opgegraven skeletten het nageslacht leveren? Wat kunnen de beenderen ons vertellen?
Als elk van de tweehonderdenzes botten van het volwassen menselijk lichaam kon spreken, dan zouden ze allemaal het lof van het lichaam zingen. Ossuaria zouden opera’s worden.
Het sternum, of borstbeen, zou getuigen van de trots van de eigenaar, de ribben, als sentimenteel koor, zouden een elegie zingen voor de fladderende hartvogel, het kuitbeen, scheenbeen en dijbeen zouden lofliederen over sterkte en kracht trommelen, de voetwortelbeentjes en middenvoetsbeentjes, handwortelbeentjes en middelhandsbeentjes, spaakbeen en ellepijp zouden evenwicht en behendigheid prijzen, het stuitbeen zou een klagende basisnoot aanslaan, het frontale bot van de schedel zou bezorgd zijn. Beenderen van elke soort en aard zouden fluisteren, schreeuwen, spreken in tongen en op afgemeten toon, lachen, huilen, en zingen: op de juiste toon, vals en onvast. Alleen het eenzame tongbeen, het stijve bot van de tong, zou voor de grap de stilte kunnen kiezen boven de overdadige kadavereuze kakofonie. Het tongbeen zou zwijgen, wetende dat elk leven evenveel lawaai – of stilte – verdient als elk ander.
Maar wiens lof zouden de botten in de foto van Beato zingen? Van de lichamen die zij bij elkaar hielden, of van de lichamen voor wiens herinnering zij moesten instaan? Van de anonieme doden die ten prooi vielen aan vergeten epidemieën of een willekeurige lokale hongersnood, en die op bevel van de doodgravers weer opstonden, van voortvluchtigen die van de galg waar ze waren aan opgehangen werden gehaald in de maanden na de gebeurtenissen van 1857, of van de anonieme ‘dode rebellen’ van Secundera Bagh, die een plaats vonden in een iconische foto, zelfs al hadden ze hun echte lichamen verloren? Kunnen de doden dood herboren worden?
Wanneer de botten stoppen met hun gezang, hun gefluit, hun fuga van kattengejank, laat de stilte van de foto, van een moment dat hangt in de tijd, zich opnieuw gelden. Wat rest zijn de vier mannen en hun paard. Beato verlaat het veld, op zoek naar een nieuwe oorlog. De twintigste eeuw stuurt een voortijdige rilling vanuit de toekomst. De foto genomen op Secundera Bagh is een ouverture. Nog meer scènes zullen volgen.
Door & met
Zuleikha and Manish Chaudhari & Raqs Media Collective
Geluid
Priya Sen
Animatie
Ikroop Sandhu
Productieassistent
Shrey Prakash
Presentatie
Kunstenfestivaldesarts, KVS
Productie
Zuleikha Chaudhari Productions (Delhi)
Coproductie
Kunstenfestivaldesarts, Festival d’Automne à Paris, Wiener Festwochen
Met de steun van
Prakriti Foundation