10 — 13.05.2014

Lia Rodrigues Rio de Janeiro

Pindorama

dans

Kaaitheater

⧖ 1h20

De artistieke creaties van Lia Rodrigues staan symbool voor haar politiek en sociaal engagement. Als bezielster van een kunstencentrum in een van Rio’s grootste favela’s maakt de Braziliaanse choreografe geen onderscheid tussen haar dans en de heterogene samenleving waarin ze met beide voeten staat. Pindorama was de naam van Brazilië vóór de Portugese kolonisatie. Het is ook de naam van het sluitstuk van een drieluik dat begon met Pororoca (Kunstenfestivaldesarts 2010). Pindorama is een lichamelijk, zintuiglijk en geestelijk landschap in voortdurende transformatie. Met schaarse middelen – een kale ruimte, een plastic zeil, naakte lichamen, water – roept de choreografe een stortvloed aan beelden op. Een groep dansers beweegt tussen kwetsbaarheid en geweld, tussen maagdelijkheid en verwoesting. Van eenzame individuen evolueren ze tot een krioelende menigte; ze dromen van een collectief lichaam als schild tegen de razernij van de elementen. Met deze meeslepende ‘levende installatie’ dompelt Lia Rodrigues ons onder in een utopie.

read more

Gesprek met Lia Rodrigues (2013)

Pindorama is het derde luik van een trilogie waar u het collectieve centraal stelt en die werd ingeleid door de voorstelling Pororoca. Hoe verhouden de drie stukken zich tot elkaar? Is Pindorama het ‘sluitstuk’ van de cyclus?

De oorsprong van een creatie ligt altijd verder dan men denkt. Een creatie legt een hele innerlijke weg in me af alvorens in een concrete voorstelling uit te monden. Ik dacht al over het stuk na terwijl ik aan het vorige aan het werken was. Toen al speelde ik met de idee van een triptiek, van drie opeenvolgende stukken die met elkaar in verband zouden staan. Pindorama is het derde deel van de triptiek maar ik zie het niet als een sluitstuk. Het opent veeleer een nieuwe horizon, het biedt een nieuw vertrekpunt. Het woord ‘trilogie’ klinkt me trouwens zwaar in de oren, alsof het over drie blokken zou gaan. Ik wil net de nadruk leggen op de vele overgangen, echo’s en andere verbanden, die maken dat de drie stukken uiterst vloeiend in elkaar overgaan. Ik gebruik dan ook liever het beeld van een ‘triptiek’, van schilderijen waarvan de motieven in elkaar overgaan en met elkaar in dialoog treden. De belangrijkste verandering ligt bij de dansers. Ik behoud hetzelfde aantal, namelijk 11 dansers, aangezien dat aantal een goed evenwicht biedt om het collectieve uit te beelden. Maar ik heb ervoor gekozen om de ploeg te vernieuwen. Het wordt een ontdekking, een zoektocht naar manieren om de ander tegemoet te treden. Je brengt jezelf in gevaar, en dat heeft iets spannends. Ik heb een auditie georganiseerd op basis van enkele thema’s uit het oeuvre van Clarice Lispector, een auteur die ook centraal stond in een reeks ateliers die ik in Brazilië heb gegeven. Lispectors werk heeft me sterk geholpen om als choreografe aan de slag te gaan. Het stuk zelf zal niet vertrekken van de boeken van Clarice Lispector. Ze zijn een diepere inspiratiebron, openen een imaginaire ruimte. Literatuur helpt me om een denkproces in gang te zetten.

Vanwaar het verlangen om het collectieve aspect van de artistieke creatie nogmaals centraal te stellen?

De kwestie van het collectieve staat eigenlijk symbool voor mijn hele artistieke visie: voor het proces dat aan mijn creaties voorafgaat, maar ook voor het werk dat ik al bijna tien jaar in de favela Maré verricht en dat onder meer in een cultureel centrum en een dansschool is uitgemond. Ik moet zoveel contacten leggen en onderhouden om daar iets uit de grond te kunnen stampen, ik moet met zoveel mensen samenwerken. Dat kan maar functioneren vanuit een zeker idee van het collectieve, een idee die wordt gekleurd door hoop, energie, debatten en compromissen. Het collectieve is zo sterk aanwezig in mijn leven, dag na dag, dat ik het ook op een andere manier vorm wil geven, namelijk in de dans. De triptiek is een invulling van die behoefte. Als ik zeg dat het derde stuk geen sluitstuk is, betekent dat dat het deuren opent naar nieuwe ideeën en ervaringen buiten de voorstelling, met andere woorden naar de werkelijkheid. De rode draad doorheen de drie stukken is de relatie tot de ander: hoe kan je jezelf zijn en toch het contact met de ander behouden? En hoe wordt de relatie met jezelf daardoor beïnvloed? In het Portugees bestaat er een werkwoord dat vertrekt van de stam ‘outro’ (ander): outrar. Dat werkwoord staat voor de ander zijn, maar ook naar de ander toegaan, in relatie staan met de ander. Het beschrijft perfect het type relatie waarnaar ik in dit stuk op zoek ga.

De stukken van de triptiek beginnen alle drie met een ‘p’. Is dat louter toeval of schuilt er een boodschap achter?

Toen het tweede deel in voorbereiding was en we de titel Piracema kozen,was het een zuivere toevalligheid dat dat woord ook met een ‘p’ begon.Het is pas achteraf dat ik die eigenaardigheid opmerkte. Het is wellichteen typisch kenmerk van de taal van de Tupi, de oorspronkelijk bewonersvan Brazilië. De titels van de drie voorstellingen komen uit die taal.Voor Pindorama lag het enigszins anders. Ik heb die titel gekozen omwillevan de betekenissen die hij bij mij opriep. Bovendien heb ik de titelveel vroeger gekozen dan gewoonlijk. Meestal komt een titel pas laat inhet creatieproces in me op, wanneer de voorstelling een kristallisatiepuntheeft bereikt. In het geval van Pindorama daarentegen had ik detitel nodig om het creatieproces in gang te zetten.

De titel diende zich al vroeg aan, als het ware als een landschap. Welke betekenissen roept de term bij u op?

Het woord landschap is zeer goed gekozen. Pindorama doet me precies daaraan denken. Het is de naam die Brazilië droeg voor de komst van de Portugezen. In het boek van een Braziliaans historicus las ik dat, wanneer de Portugezen in hun karvelen kwamen aangevaren, ze het land als ‘leeg’ bestempelden. Nochtans leefden er 5 miljoen mensen. Ze bewoonden het land op een manier die de kolonisten niet in staat waren te zien. Die zagen een leeg land ofschoon het bevolkt was en bewerkt werd. Het is een heel sterke metafoor: wanneer je iets niet herkent, zie je het ook niet. Wanneer je de cultuur van de ander niet kent, bestaat de ander niet. Culturele verschillen worden ofwel genegeerd, ofwel uitgeroeid omdat ze een bedreiging vormen. Wat kan je doen in een leeg land? Alles kan je doen, alles is mogelijk! De bewoners zijn niets, het zijn minderwaardige wezens. De cultuur, de subjectiviteit, de creativiteit van de bewoners worden volledig genegeerd. Voor mij vormt dat alles een krachtige metafoor die ons doet nadenken over de ander. Waar komt het verlangen vandaan om de ander te domineren, te vernietigen? Kan je er iets voor in de plaats stellen? Die reflectie voert me ook naar het hedendaagse Brazilië, en naar het beeld dat men in het buitenland van Brazilië heeft: een land in volle groei, waar alles goed gaat. Die groei vindt echter plaats op een soort economische luchtbel, die op elk moment kan uiteenspatten. De wereldbeker die in Brazilië zal plaatsvinden, is een goed voorbeeld: daarvoor wordt de geldkraan opengedraaid, terwijl de situatie van miljoenen personen uiterst problematisch is en de ongelijkheid alsmaar toeneemt. Ik merk dat maar al te goed tijdens mijn werk in de favela Maré. Er heerst relatieve ‘vrede’ in de wijk door het optreden van de politie, maar elders ontbreekt het de bewoners aan ongeveer alles.

Het concept van het ‘collectieve lichaam’ dat uit uw project spreekt, evenals de nieuwe ‘rituelen’ die u in het leven roept, doen enigszins denken aan het oeuvre van de Braziliaanse artieste Lygia Clark. Is zij een referentie voor u?

Het is grappig dat u het over Lygia Clark hebt. Een week geleden [in 2013, n.v.d.r.] toonde ik een eerste resultaat van de improvisatiesessies. Watwe tot nu toe hebben gedaan, is sterk geïnspireerd door het werk vanLygia Clark, en meer bepaald door mijn choreografie op basis van haarwerk Le Tunnel, naar aanleiding van een tentoonstelling van 1998 dieaan haar oeuvre was gewijd. Lichamelijke werken, participatieve kunst,biologische architectuur… al die begrippen zijn door haar ingevoerd enzijn erg belangrijk voor me, ze irrigeren en voeden mijn creaties. Voor Pindorama hebben we getracht opnieuw het beeld op te roepen van eendergelijke doorgang door een tunnel, waarbij we op de lichamen van deanderen steunen. Om dat te bereiken hebben we rituelen in het levengeroepen, die ons in staat stellen een doorgang te maken.

De tunnel is een metafoor voor de voorstelling zelf, die de overgang naar iets nieuws uitbeeldt?

Ja zeker. Zo kan je het zien. Maar het creatieproces is nog niet ten einde en we kunnen onmogelijk nu al weten hoe het stuk er uiteindelijk zal uitzien. Het werk met de lichamen is nog maar pas van start gegaan. Ik heb veel beelden in mijn hoofd op basis van de begrippen leegte, overgang, landschap, maar hoe die juist zullen worden belichaamd, blijft altijd onvoorspelbaar. Ik zou efemere landschappen willen scheppen, lichamelijke en mentale landschappen. En aan alle nuances werken, alle manieren van samen zijn – of niet samen zijn.

U hebt het over landschappen en het optreden van het collectieve lichaam. Zult u een decor ontwerpen, of zal de voorstelling volledig door de dansers worden gedragen?

Ik denk dat ik Pindorama, net zoals de andere twee stukken, zo eenvoudig mogelijk zal houden wat de aankleding van de ruimte betreft. Daar heb ik zowel esthetische als economische redenen voor. Ik tracht altijd voorstellingen te maken die in mijn eigen ruimte in Maré kunnen worden opgevoerd. Dat betekent dat er absoluut niets aan te pas komt: geen licht, geen decor… Ik vertrek van die leegte, ook al zijn we met 11 dansers, wat niet weinig is. Voor Pororoca wou ik dat de hele voorstelling in een koffer kon worden gestopt, zodat we om het even waar in Brazilië konden optreden, zelfs op plaatsen waar absoluut geen techniek voorhanden is. Vanuit politiek oogpunt is dat voor mij van het grootste belang: in Brazilië zijn er te weinig middelen, ruimtes en netwerken waarop de dansscène een beroep kan doen. In een land als Frankrijk ziet mijn werk er helemaal anders uit. Ik wil dat mijn voorstellingen gemakkelijk tot bij de mensen geraken. Rondtrekkende voorstellingen voor collectieve lichamen…

Dit gesprek werd opgetekend door Gilles Amalvi voor het Festival d’Automne à Paris, 2013

Nederlandse vertaling door Veerle Lindemans

Een creatie van

Lia Rodrigues

Met

Amalia Lima, Leonardo Nunes, Gabriele Nascimento, Francisco Thiago Cavalcanti, Clara Castro, Clara Cavalcante, Felipe Vian, Dora Selva, Glaciel Farias, Luana Bezerra, Thiago de Souza, in samenwerking met Gabriela Cordovez

Dramaturgie

Silvia Soter

Artistieke medewerking

Guillaume Bernardi

Licht

Nicolas Boudier

Toneelmeester

Magali Foubert

Fotografie

Sammi Landweer

Choreografieassistentie

Amalia Lima

Internationale promotie & productiemanagement

Thérèse Barbanel, Les Artscéniques

Productieverantwoordelijke

Colette de Turville

Presentatie

Kunstenfestivaldesarts, Kaaitheater

Productie

Lia Rodrigues Companhia de Danças (Rio de Janeiro)

Coproductie

Kunstenfestivaldesarts in samenwerking met Kaaitheater (Brussel), Festival d’Automne à Paris, Théâtre National de Chaillot (Parijs), Théâtre Jean-Vilar de Vitry-sur-Seine, La Briqueterie Centre de développement chorégraphique du Val-de-Marne, King’s Fountain, Hellerau-European Center for the Arts (Dresden)

Residentie

Théâtre Jean-Vilar de Vitry-sur-Seine, met de steun van Conseil Régional d’Ile-de-France

Lia Rodrigues Companhia de Danças wordt gesteund door

Petrobrás & Ministry of Culture Brazil in het kader van Petrobrás Cultural

Partner

Redes da Maré

website by lvh